De Godsdienstleraren

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de Joodse godsdienstleraren (chazan) die in Borne woonden; van diegenen die in de oorlog in Borne leefden zijn de namen in de tekst vet gedrukt.

 

 1.       De familie Mogendorff

Micghael Mogendorff wordt in 1845 in Doetinchem geboren. Zijn grootvader kwam uit het plaatsje Mogendorff in Duitsland en was porcelijnkramer. Micghael’s vader was bretelmaker in Groenlo, en zelf wordt Micghael van 1867 tot 1907 als godsdienstleraar in Borne aangesteld. Micghael trouwt in 1871 met Hanna Levie Meyer. Tijdens het begin van hun verloving woonde hij nog in Groenlo:

In de verlovingstijd van Hanna woonden er meerdere Mogendorff's in Groenlo, met de voornaam Michael of Michiel. In het Jiddish van die tijd: Mechool. Het gevolg was, dat Hanna op reis naar Groenlo in de diligence in gesprek kwam met een andere dame die ook op weg was naar haar verloofde Mechool Mogendorff. Consternatie!

Bron: http://shum.huji.ac.il/~dutchjew/genealog/mogendrf/449.htm

Het echtpaar Mogendorff krijgt in Borne zes kinderen:

Kinderen

Partner

Kinderen

Salomon Israël (1872-1942)

Reintje Frankenhuis

 

Sara Antoinette (1873-1942)

Jozef Mogendorff

3 van hun 5 kinderen komen om in de oorlog

Israël Levie       (1875-1942)

Sara Meijer

 

Rachel Pruikenmaker

 

Louis                (1877-1929)

Sophie van Coevorden

 

Emanuel Meijer (1897-1950)

Ernstine Struck

 

Elie Estael        (1881-1961)

Dina Jacobs

 

In een concentratiekamp gedood

 

In 1870 wordt aan de Oude Kerkstraat in Borne een Joodse school gebouwd, terwijl er in 1895 een nieuwe school komt naast de synagoge aan de Ennekerdijk. Naast het schooltje wordt het huis voor de leraar gebouwd.

 

Links het woonhuis van de godsdienstleraren, rechts de nieuwe Joodse school – Foto Ine Getkate

In juli 1907 neemt chazan Mogendorff afscheid van Borne, als souvenir krijgt hij:

Een gouden remontoirhorloge met dito ketting door den voorzitter namens alle gemeenteleden overhandigd evenals een enveloppe om met den noodigen inhoud een zomerreisje te kunnen

maken. De synagoge evensals 't schoollokaal waren eivol bezet.....

Bron: Nieuw Israëlisch Weekblad, juli 1907.

De kinderen Mogendorff krijgen allemaal goede banen. De oudste zoon Salomon wordt veearts in Schoonhoven, hij komt in Auschwitz om. Israël en Louis hebben samen de parfurmeriezaak ILMO in Arnhem. Emanuel heeft een blouse-fabriek en is verzorger der armlastigen bij de Joodsche Raad te Amsterdam, zijn vrouw is er medewerkster van het levensmiddelenbureau vertrekkenden. De jongste zoon Elie promoveert in 1906 aan de Universiteit van Amsterdam, met een dissertatie getiteld Spectraalreeksen en wordt later rector van het lyceum van Enschede. Sara, de enige dochter, trouwt met Jozef Mogendorff, hun beide opa’s waren neven. De familie van haar man heeft een papier- en later etikettenfabriek in Arnhem. Haar man Jozef gaat in het familiebedrijf werken evenals hun twee zonen.

 

2 .      De familie Metz

De godsdienstleraar Benedictus de Metz wordt in 1907 de opvolger van de heer Mogendorff. Hij is in 1878 in Leeuwarden geboren en gehuwd met Saartje Veldman uit Haskerland. Hun oudste zoon wordt in 1905 in Haskerland geboren, maar de andere twee zonen, Emanuel en Mozes, zien in 1908 en 1912 in Borne het levenslicht. Het gezin woont aan de Grotestraat, tegenover de ingang naar de Aanslagweg.

Tijdens de oorlog woont de familie De Metz niet meer in Borne, maar in Zutphen, samen met hun jongste zoon Mozes. De oudste twee zonen woonden toen al niet meer thuis. Mozes is samen met zijn ouders in Sobibor omgekomen.

 

3.       De familie Hes

Joseph Hes, zijn vrouw Jette Honij en hun drie kinderen Sally (1908), Bertha (1910) en Clara (1919), komen in 1926 vanuit Onstwedde naar Borne. Joseph wordt er Joods voorganger en godsdienstleraar, maar hij zit ook in het bestuur van de Openbare School van Borne. Elke week gaat hij ritueel slachten bij de slagerij van Isaac Lievendag, de enige koosjer slagerij in Borne. Ook in Delden geeft hij godsdienstles en is hij ritueel slachter.

   Het echtpaar Hes   

Na de machtsovername van Hitler in Duitsland zet voorganger Hes zich in voor de Duits-Joodse vluchtelingen. Op een gegeven moment mogen de Joden na acht uur ’s avonds niet meer naar buiten, maar mag ook niemand hén bezoeken. Toch kwam een buurvrouw, bewoonster van het Bussemakershuis en zelf van Duitse afkomst, elke avond even stiekem achterom om te kijken of alles in orde was.

Bertha, de oudste dochter van Joseph en Jette, vertrekt in 1928 op 18 jarige leeftijd naar Apeldoorn, ze trouwt en komt in de oorlog samen met haar man in Sobibor om.

Zoon Sally vertrekt in maart 1938 naar Harlingen en wordt er godsdienstleraar. Hij trouwt met Anna Rosa van Gelder uit Borne en ze krijgen een dochtertje: Mathilde. Alle drie worden ze naar Auschwitz gedeporteerd, waar Anna en hun dochtertje direct bij aankomst worden gedood. Sally leeft nog tot kort voor de bevrijding, maar bezwijkt uiteindelijk in Auschwitz aan een niet behandelde infectieziekte.

Alleen de jongste dochter Clara woont nog thuis als de oorlog begint. Ze duikt onder en overleeft via verschillende onderduikadressen. Ze zit onder meer ondergedoken bij een familie in Vught, die gestapo-spionnen blijken te zijn; ze kan er ternauwernood ontsnappen. Bij een razzia op een ander adres weet ze ook net op tijd weg te komen. Op weer een ander moment zit ze tijdens een razzia in een gat onder de vloer: er worden planken en daarna een vloerkleed overheen gelegd en er wordt nog een bank op gezet. Het moeten letterlijk en figuurlijk zeer benauwde tijden zijn geweest.

Het echtpaar Hes krijgt ook verschillende onderduikadressen aangeboden, maar hoopt op Gods bescherming. Ze moeten in april 1943 verhuizen naar een Joods getto in Amsterdam, worden daarna overgebracht naar Westerbork en begin juni van hetzelfde jaar worden ze naar Sobibor gedeporteerd, waar hen de gaskamer wacht.

 In zijn interviews stelde Jaap Grootenboer een specifieke vraag over herinneringen aan de Joodse leraren in Borne: 

Joodse inwoners herinneren zich:

Hes was een vakman. Hij had een enorme stem. Had ook veel tact. Een redenaar en de vertrouwensman van velen. Hij was een geleerde man. Hij had een grote moestuin. Hij was echt een dorpschazzen. Hij had ook de loofhut achter het huis. De hele kehilla dronk daar dan koffie. Hij was erg zuinig… Joodse kinderen hebben een gotspe: ze zijn brutaal. Vaak is ondervraagde door chazzen Hes uit de klas geramd. Toch leerde hij er Joods lezen, vertalen, de lofzeggingen en de feestdagen en zo meer. Hes was een goede leraar, maar werd door de jongens veel gepest. Je kom je namelijk veel permitteren bij een godsdienstleraar, meer dan bij een gewone leraar.

Herinneringen van niet-Joodse inwoners:

Vader had een auto waarmee hij ook als taxi werkte. Hij ging iedere maandagmiddag naar Delden met Hes, om daar koosjer te slachten. Daar stond dan wat vee bij de plaatselijke slager. Hes was een echte heer, dat kon je zien. Je kon ook zien, dat hij een Jood was. De Jodenmeester was een heel brave man… Hij was een strenge orthodoxe Jood… Hes, de Jodenmeester. Een stille en statige man. Een nette verschijning… Een lange, rechte, slanke man… Hes was een geziene en sympathieke figuur… Ik ben naar de trein geweest toen de Joden werden weggevoerd. Hes was erbij, om afscheid te nemen.

Ze hadden een gereformeerde sjabbesgoi, iemand die werkzaamheden verricht op de sabbat, als orthodoxe Joden zelf geen arbeid mogen verrichten. Deze sjabbesgoi vertelt:

Mevrouw Hes had een petroleumstelletje. Op haar aanwijzingen werd het zo aangestoken dat het op tijd zou zijn uitgebrand en dat luisterde heel nauw. Als dan de vlam te hoog was zei mevrouw Hes: ‘Hajo, hajo, klein bietschen kleiner’. De volgende ochtend moest dan het water koken. Er moesten ook kolen in de kachel worden gedaan, zodat het bleef branden. Als het licht uitging, ging de familie naar bed. Ik kreeg een stuk boterkoek. Zo lekker! Zo verschrikkelijk lekker!! Het was in huis een Joods gezin, ze zonderden zich ook wat af. Ze betraden nooit een niet-Joods huis, uitnodigingen werden altijd afgeslagen, ook door de kinderen. Ik was de enige in de buurt die bereid was om het licht uit te doen. Het was immers een geheel katholieke buurt en niemand was bereid. Clara kwam heel weinig op straat en er werd praktisch niet met haar gespeeld, ik weet niet of dat van haar uitging of van de buurt. Sally was een gelovige jongen, die hebben ze ook opgehaald. Bertha was verpleegster in Amsterdam.

Hij vertelt ook dat twee broers van ‘die lieve mevrouw Hes’ in de eerste wereldoorlog in België gesneuveld zijn, ze kwam uit Duitsland.

Bron: Interviews Jaap Grootenboer.

HOME