De familie Hahn
Auguste Seligmann (geboren in 1897 in Emden) kwam in
1925 naar Borne om te trouwen met Joseph de Leeuw, die
een slagerij had aan de Grotestraat.
Ze probeert voordat de
oorlog uitbreekt verschillende familieleden naar
Nederland te halen. In het verzoekschrift staat dat
‘verzoekster met haar man een slagerij drijven en zoo
het schijnt levert deze zaak een flink burgerlijk
bestaan op’. Toch moet ook zij enkele afwijzingen
incasseren. Zo lukt het haar niet om een tante over te
laten komen, hoewel de kinderen van waarbij zij inwoonde
in opdracht van de Duitse Regering naar Polen gestuurd
werden, zodat zij alleen bleef. Ze slaagt er wel in om twee zusters met hun
gezinnen over te laten komen uit Duitsland: haar zus Martha
Auerbacher-Seligmann met haar gezin Ella
Sara Hahn-Seligmann (1895), met haar dochters Erna Rosa
(1925) en Ruth (1920). Voor Ella’s man en zoon lukt het niet om een visum te
krijgen; haar man verbleef illegaal in België.
Ze
krijgen allemaal een verblijfsvergunning van 26 juni
1942 tot 1 januari 1943 en daarna een verlenging voor
een half jaar. Als in april alle Joden die nog niet zijn
opgehaald moeten vertrekken naar het kamp in Vught, ziet
Auguste, die ondergedoken zit, nog kans om afscheid te
nemen van haar twee zusters.
Erna
Rosa Hahn overlijdt in Auschwitz, nadat ze in Hengelo is
opgepakt, waar ze waarschijnlijk ondergedoken zat en/of
in de huishouding werkte. Ook haar vader, die niet naar
Borne kon komen, overlijdt in Auschwitz.
Haar
zus Ruth werkt een tijdje in de huishouding van mevrouw
Spanjaard. Ze trouwt na de deportatie met Egon Marchand, die
in Bergen-Belsen omkomt. Ruth verblijft bijna twee jaar
in Westerbork, voordat ze naar Duitsland wordt gedeporteerd.
Ze heeft er allerlei baantjes, zoals aardappels rooien
op het land. Op 4 september 1944 vertrekt ze met het
laatste treintransport waarop Bornse Joden zaten naar
Theresienstadt, waar zij haar moeder ontmoet die er toen
al een jaar zat. Ook in Theresienstadt heeft ze werk,
o.a. bij de Glimmer, het splijten van mica.
Zowel Ruth als haar moeder overleven het
concentratiekamp. Theresienstadt is een concentratiekamp
dat de Duitsers als modelkamp aan de wereld toonden en
waartoe het Rode kruis toegang had. De omstandigheden
waren er beter dan in andere kampen, waardoor relatief
veel Joden wisten te overleven (ook mevrouw Spanjaard
overleefde dit kamp).
Na
de bevrijding keren ze terug naar Borne en in 1947
emigreert Ruth naar de Verenigde Staten.