Joodse inwoners herinneren zich:
Hes
was een vakman. Hij had een enorme stem. Had ook veel
tact. Een redenaar en de vertrouwensman van velen. Hij
was een geleerde man. Hij had een grote moestuin. Hij
was echt een dorpschazzen. Hij had ook de loofhut achter
het huis. De hele kehilla dronk daar dan koffie. Hij was
erg zuinig… Joodse kinderen hebben een gotspe: ze zijn
brutaal. Vaak is ondervraagde door chazzen Hes uit de
klas geramd. Toch leerde hij er Joods lezen, vertalen,
de lofzeggingen en de feestdagen en zo meer. Hes was een
goede leraar, maar werd door de jongens veel gepest. Je
kom je namelijk veel permitteren bij een
godsdienstleraar, meer dan bij een gewone leraar.
Herinneringen van niet-Joodse inwoners:
Vader had een auto waarmee hij ook als taxi werkte. Hij
ging iedere maandagmiddag naar Delden met Hes, om daar
koosjer te slachten. Daar stond dan wat vee bij de
plaatselijke slager. Hes was een echte heer, dat kon je
zien. Je kon ook zien, dat hij een Jood was. De
Jodenmeester was een heel brave man… Hij was een strenge
orthodoxe Jood… Hes, de Jodenmeester. Een stille en
statige man. Een nette verschijning… Een lange, rechte,
slanke man… Hes was een geziene en sympathieke figuur…
Ik ben naar de trein geweest toen de Joden werden
weggevoerd. Hes was erbij, om afscheid te nemen.
Ze
hadden een gereformeerde sjabbesgoi, iemand die
werkzaamheden verricht op de sabbat, als orthodoxe Joden
zelf geen arbeid mogen verrichten. Deze sjabbesgoi
vertelt:
Mevrouw Hes had een petroleumstelletje. Op haar
aanwijzingen werd het zo aangestoken dat het op tijd zou
zijn uitgebrand en dat luisterde heel nauw. Als dan de
vlam te hoog was zei mevrouw Hes: ‘Hajo, hajo, klein
bietschen kleiner’. De volgende ochtend moest dan het
water koken. Er moesten ook kolen in de kachel worden
gedaan, zodat het bleef branden. Als het licht uitging,
ging de familie naar bed. Ik kreeg een stuk boterkoek.
Zo lekker! Zo verschrikkelijk lekker!! Het was in huis
een Joods gezin, ze zonderden zich ook wat af. Ze
betraden nooit een niet-Joods huis, uitnodigingen werden
altijd afgeslagen, ook door de kinderen. Ik was de enige
in de buurt die bereid was om het licht uit te doen. Het
was immers een geheel katholieke buurt en niemand was
bereid. Clara kwam heel weinig op straat en er werd
praktisch niet met haar gespeeld, ik weet niet of dat
van haar uitging of van de buurt. Sally was een gelovige
jongen, die hebben ze ook opgehaald. Bertha was
verpleegster in Amsterdam.
Hij
vertelt ook dat twee broers van ‘die lieve mevrouw Hes’
in de eerste wereldoorlog in België gesneuveld waren, ze
kwam uit Duitsland.
Bron: Interviews Jaap
Grootenboer. |